Home / Publicaties / Ontslag op staande voet wegens ongepaste grap: werkgever...

Ontslag op staande voet wegens ongepaste grap: werkgever in de aap gelogeerd

27/06/2014

Op 3 maart jl. heeft de rechtbank Amsterdam zich gebogen over een ontslag op staande voet. Het betreft een zaak van het Gemeentelijk Vervoersberdrijf Exploitatie B.V. ("GVB"), die eind 2013 een van haar werknemers op staande voet heeft ontslagen. Centraal staat in deze zaak de vraag of een ongepaste grap kwalificeert als een dringende reden. Hoewel gedragingen als (fysiek) geweld, agressie of intimidatie en bedreiging nagenoeg letterlijk in de wet zijn opgenomen als een dringende reden, worden dergelijke gedragingen in de jurisprudentie wisselend als dringende reden beoordeeld. In deze zaak hield het ontslag op staande voet geen stand.

Feiten

Aanleiding voor het ontslag op staande voet is een speelgoedaap die door de werknemer als grap aan een strop voor de deur van een van de leidinggevenden is gehangen. De speelgoedaap slingerde al enige tijd rond in de wachtruimte van de conducteurs. De conducteurs hadden de aap als grap omgedoopt tot algemeen directeur van het GVB. De werknemer heeft vervolgens een touwtje om de nek van de speelgoedaap gedaan waarna een andere collega het woord 'next' op de buik van de aap heeft geschreven. Enige dagen later heeft de werknemer tijdens zijn pauze de aap opgehangen voor één van de deuren van de leidinggevenden. De leidinggevende kon de grap niet waarderen en voelde zich geïntimideerd en bedreigd. Het GVB heeft vervolgens besloten de werknemer op staande voet te ontslaan. Het GVB kwalificeert de grap al grensoverschrijdend gedrag, waarbij de werknemer bewust het risico heeft genomen dat de grap als een bedreiging zou worden opgevat. Het GVB stelde geen vertrouwen meer in het functioneren van de werknemer te hebben.

De werknemer voerde in zijn verweer aan dat de aangevoerde reden voor ontslag niet voldoende dringend was om het ontslag te rechtvaardigen. De werknemer benadrukte dat in de week vóór het incident al verschillende keren grappen waren uitgehaald met de aap. De bewuste collega heeft daar zelf ook aan meegedaan. Volgens de werknemer gaat het GVB hier aan voorbij en wordt het incident als een afzonderlijk incident beoordeeld.

De werknemer verweerde zich verder door te stellen dat zijn functioneren niet ter discussie stond, omdat hij altijd goed zou hebben gefunctioneerd. Voorts was de werknemer van mening dat de veronderstelling van het GVB dat hij zijn collega zou hebben willen intimideren en bedreigen, niet aannemelijk was gemaakt door het GVB. Als laatste deed de werknemer een nadrukkelijk beroep op zijn persoonlijke omstandigheden (werknemer is kostwinner en heeft 3 opgroeiende kinderen). Het ontslag zou naar zijn overtuiging disproportioneel zijn.

Voor het geval het ontslag op staande voet geen stand zou houden, verzocht het GVB om (voorwaardelijke) ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens dringende reden en wegens verandering in de omstandigheden.

Oordeel kantonrechter

De kantonrechter is enerzijds van oordeel dat voor de beslissing of het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst kan worden toegewezen, slechts van belang is hetgeen op de bewuste dag is voorgevallen. Anderzijds staat volgens de kantonrechter vast dat de speelgoedaap de week voor het incident al in de wachtruimte rondslingerde en al eerder was opgehangen aan een telefoondraad.

Volgens de kantonrechter staat daarmee vast dat er grappen werden uitgehaald met de aap en dat het woord 'next' al op de buik was geschreven door een andere collega. De leidinggevende heeft eerder wel aangekondigd genoeg te hebben van de grappen met de aap, maar heeft niet gewaarschuwd dat een volgende grap tot consequenties zou leiden.

Gelet op deze omstandigheden acht de kantonrechter geen dringende reden aanwezig. Daarnaast is ook niet komen vast te staan dat de goede verstandhouding blijvend is komen te ontbreken. Werknemer heeft altijd goed met zijn collega samengewerkt en zij hadden een amicale band. Werknemer heeft toegegeven dat zijn grap onhandig was, heeft spijt betuigd en heeft zich bereid verklaard eventueel op een andere plaats binnen het GVB werkzaamheden te verrichten, in het geval zijn collega niet meer hem zou willen samenwerken. De kantonrechter neemt deze omstandigheden mee in de beoordeling en wijst het (voorwaardelijk) ontbindingsverzoek af.

Conclusie

Bij een voorwaardelijk verzoek tot ontbinding volgend op een ontslag op staande voet blijft een aantal omstandigheden relevant zoals de situatie waarin de verweten gedraging is gepleegd, of de werkgever een beleid heeft ten aanzien van dat gedrag, of dat beleid gehandhaafd wordt en of de werknemer daarvoor is gewaarschuwd. Bij het GVB was dat niet het geval. Daarnaast geldt ten aanzien van grote organisaties dat het relevant is of er mogelijkheden zijn om de werknemer (die tot dat moment goed functioneert en eenmalig een uitglijder maakt) kan worden herplaatst binnen de organisatie.

De crux in deze zaak was erin gelegen dat de kantonrechter de grap onschuldig vond en van oordeel was dat er geen sprake was van intimidatie. Het feit dat geen sprake was van intimidatie vormt een belangrijke omstandigheid voor de conclusie dat ook geen sprake was van een dringende reden.

Dat kan anders zijn in geval van fysiek geweld en bedreiging. Uit de gepubliceerde jurisprudentie rond ontslag op staande voet blijkt een duidelijk onderscheid tussen fysiek geweld, bedreiging en "slechte grappen". Het verschil tussen deze categorieën lijkt te zijn gelegen in de intimidatie, die sneller uitgaat van fysiek geweld en bedreiging en minder snel van een slechte grap. In geval van slechte grappen lijkt een dringende reden minder snel aanwezig te zijn, zeker als de werknemer berouw toont.