Home / Publicaties / Een nieuw handhavingsinstrument: de fiscale straf...

Een nieuw handhavingsinstrument: de fiscale strafbeschikking

26/01/2012

Sinds 1 juli 2011 heeft de fiscus er een nieuw handhavingsinstrument bij: de fiscale strafbeschikking. Deze strafbeschikking kan het beste worden getypeerd als een strafrechtelijk-bestuurlijke boete. Hij wordt opgelegd door het Bestuur van ´s Rijks belastingen, en als de geadresseerde van de beschikking niet zélf in verzet komt, wordt de beschikking onherroepelijk. Een onherroepelijke strafbeschikking heeft dezelfde gevolgen als een onherroepelijke veroordeling door de strafrechter. Alle aanleiding dus om kort stil te staan bij dit nieuwe instrument.

De strafbeschikking
De strafbeschikking is ontwikkeld om het hoofd te kunnen bieden aan de grote stroom veel-voorkomende criminaliteit. Winkeldiefstal, (veel) te hard rijden, eenvoudige mishandeling. Veel voorkomende feiten van relatief geringe ernst, die tot voor kort werden afgedaan met een transactie.

Voor de overheid heeft de transactie echter een aantal nadelen. De belangrijkste daarvan is wel, dat de overheid in actie moet komen in geval een verdachte weigert een transactie te betalen. Dan moet de verdachte immers worden gedagvaard en veroordeeld worden, voordat een onherroepelijk beslissing tot stand kan komen. Een tweede belangrijk nadeel is dat een transactie niet meer is dan het betalen van een geldsom om vervolging te voorkomen. Met een transactie wordt geen beslissing gegeven over de juistheid of onjuistheid van de onderliggende feiten. Formeel houdt het betalen van een transactie ook géén erkenning van schuld in, en kan een verdachte zich ook ná betaling op het standpunt blijven stellen dat hij onschuldig is.

De strafbeschikking kent deze nadelen niet. Een strafbeschikking bevat een omschrijving van het feit waarvoor de beschikking wordt opgelegd. Als een geadresseerde van een strafbeschikking niet zélf in actie komt door verzet aan te tekenen, dan wordt de beschikking onherroepelijk. Daarmee komen ook de feiten in de strafbeschikking onherroepelijk vast te staan. De strafbeschikking stelt dan onherroepelijk vast dat de geadresseerde zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.

Daarmee heeft een onherroepelijke strafbeschikking ook meer nadelige gevolgen voor het "strafblad" en een aanvraag voor een Verklaring omtrent het gedrag (VOG) dan de oude transactie. Het is geen verschil van dag en nacht, maar bij een beoordeling van een aanvraag VOG hebben de vaststaande feiten in een strafbeschikking meer gewicht dan de nog te betwisten feiten die onder een transactie schuilgaan.

De strafbeschikking in de AWR
Sinds 1 juli 2011 is de strafbeschikking ook in de Algemene wet inzake Rijksbelastingen (AWR) opgenomen. Tegelijkertijd is de bestaande fiscale transactie afgeschaft. De lichtere fiscale strafzaken zullen daarom alleen nog maar met een strafbeschikking worden afgedaan.

Zoals hiervoor beschreven, is de strafbeschikking een zuiver strafrechtelijk instrument. Omdat het géén bestuurlijke boete is, zijn de Algemene wet bestuursrecht en het Besluit Bestuurlijke Boetes Belastingdienst niet van toepassing. Dit verschil in rechtskarakter tussen de fiscale strafbeschikking en de fiscale bestuurlijke boete leidt ook tot een verschil in het toepassingsbereik van beide sancties. Een fiscale boete kan worden opgelegde aan degene die het feit heeft gepleegd, aan degenen die met de pleger "bewust en nauw" hebben samengewerkt en aan degenen die aan die gedraging "feitelijk leiding" hebben gegeven. Een fiscale strafbeschikking kan eveneens aan al deze personen worden opgelegd, maar daarnaast ook aan degenen die als medeplichtigen aan het feit kunnen worden aangemerkt, omdat zij "opzettelijk behulpzaam zijn geweest bij" of "opzettelijk gelegenheid, middelen en inlichtingen hebben verschaft tot" het plegen van het feit. Concreet betekent dit dat de adviseur die "alleen maar" heeft uitgelegd hoe een belastingplichtige het feit zou kunnen begaan ("verschaffen van inlichtingen"), geen fiscale boete kan krijgen, maar wél een strafbeschikking tegemoet kan zien.

Bij een fiscale strafbeschikking kan een geldboete worden opgelegd. Daarnaast kan de strafbeschikking "aanwijzingen" bevatten waaraan de betrokkene moet voldoen. De meest opmerkelijke daarvan is de verplichting om zgn. wederrechtelijk verkregen voordeel aan de Staat terug te betalen. Maar artikel 74 AWR is niet veranderd of aangepast. Die bepaling houdt nog steeds in dat de zelfstandige strafrechtelijke maatregel van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, die bij afzonderlijke rechterlijke beslissing wordt opgelegd, niet kan worden toegepast op fiscale feiten. De combinatie van deze bepalingen betekent, dat voor fiscale feiten geen afzonderlijke voordeelsontnemingsmaatregel kan worden opgelegd, maar dat voordeelsontneming wél in een strafbeschikking als "aanwijzing" aan de geadresseerde kan worden opgenomen. Daarmee is het fiscale strafrecht weer een stukje verder opgeschoven in de richting van het "gewone" strafrecht.

Als gezegd wordt de fiscale strafbeschikking opgelegd door het Bestuur van ´s Rijks belastingen. Maar de regels over het verzet tegen een opgelegde strafbeschikking staan in het Wetboek van Strafvordering, en zijn dus zuiver strafrechtelijk. Dit betekent dat de betrokkene bij de Officier van Justitie in verzet moet komen. Dat moet gebeuren binnen 14 dagen nadat de strafbeschikking aan de betrokkene in persoon is uitgereikt, dan wel hij daarmee bekend is geworden (art. 257e Sv). Als tijdig verzet is gedaan (en de officier van justitie niet besluit om naar aanleiding van het verzet de strafbeschikking in te trekken) dan wordt de zaak verder als een gewone strafzaak behandeld - dus inclusief dagvaarding van de betrokkene en een terechtzitting bij de (politie)rechter. Een rechterlijk vonnis op het verzet wordt vervolgens als een gewoon strafvonnis ten uitvoer gelegd.

Dat laatste is anders bij een strafbeschikking die onherroepelijk is geworden omdat geen verzet is gedaan. Het vierde lid van artikel 76 AWR bepaalt namelijk dat de in de fiscale strafbeschikking opgelegde geldboete volgens de regels van de Invorderingswet 1990 wordt ingevorderd. En dat betekent dat bijvoorbeeld verrekening en derdenbeslag mogelijk is. En betaalt de betrokkene niet op tijd, dan is hij invorderingsrente verschuldigd. De geldboete wordt invorderbaar op het moment dat de verzetstermijn verstrijkt.

Besluit
Het is van belang te onderkennen dat het opleggen van een fiscale strafbeschikking tot scherpere consequenties leidt dan het ontvangen van een "ouderwets" fiscaal transactieaanbod. Een fiscaal transactieaanbod kan in relatieve rust worden bestudeerd, en mocht niet tijdig worden gereageerd, dan is er meestal nog geen man overboord.

Een fiscale strafbeschikking vereist daarentegen een onmiddellijke reactie: wie niet binnen 14 dagen zélf de juiste stappen neemt, heeft het equivalent van een onherroepelijke veroordeling van de strafrechter aan zijn broek. Met alle gevolgen van dien voor het "strafblad" en de verklaring omtrent het gedrag.

Van belang is dat het verzet nog tot aan de dag van de zitting bij de (politie)rechter kan worden ingetrokken. Die zittingsdatum zal in het algemeen pas enkele maanden na het instellen van verzet kunnen plaatsvinden. De algemene beleidslijn moet dan ook zijn, dat tegen elke strafbeschikking eerst verzet wordt gedaan, en daarna pas wordt beoordeeld wat de gronden zijn om zich tegen de beschikking te verzetten. Alleen op deze manier creëert u de tijd en de rust om juridisch advies in te winnen en tot een weloverwogen beslissing te komen. En dat is toch het minste wat u voor uzelf of uw cliënt kan doen.

Auteurs

Rien van Dieren
Dian Brouwer